Toespraak Ruben Vis, secretaris Centraal Joods Overleg, 29 sept. 2005, Amsterdam
Geachte dames en heren, leden van de Joodse gemeenschap, mijnheer de president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen, vertegenwoordigers van lokale overheden,
Toen ik zo'n twee jaar geleden in Berlijn was, werd ik getroffen door de uitleg van een aangrijpende episode uit de deportatie van Berlijnse Joden. Het was geen monument, het was een boodschap, een statement. Overduidelijk. Om, wie die plek passeert duidelijk te maken wat daar in een nu rustige stadswijk zo veel jaren geleden voor gruwelijks heeft plaatsgegrepen.
Vorig jaar werd een tentoonstelling gehouden op Franse stations, waarop honderden portretten werden getoond van Joodse kinderen. Een van de initiatiefnemers van die tentoonstelling, zei: 'Duizenden mensen passeren dagelijks de stations. En op een andere wijze zouden zij nooit in aanraking komen met een dergelijke tentoonstelling.'
Een Joodse bezoeker van Gare du Nord zei over de expositie. 'Het is niet iets waaraan je graag wil worden herinnerd. Maar dit station, dat ik eigenlijk aandoe om vandaar uit op vakantie te gaan, herbergt ook een heel andere boodschap, namelijk een van moord en leed.'
Wij hebben het idee voor deze campagne voorgelegd aan de Nederlandse Spoorwegen. Ons idee werd door de Spoorwegen omarmd. Samen hebben wij gewerkt aan de verdere uitwerking van de posters. De NS heeft in het verleden heel wat minder aandacht aan deze donkere episode willen schenken. Nu hebben wij duidelijk een ander blijk mogen ontvangen.
Hoewel ons gaandeweg bleek dat een deel van de Spoorwegorganisatie toch flinke afstand wenste te nemen en zich keerde tegen al te nauwe betrokkenheid van de NS; een betrokkenheid bij dit initiatief waaruit uiteraard de erkenning voortvloeit van een verkeerd gedrag, het gedwee en volgzaam medewerken aan het afvoeren van de Joden uit Nederland.
De bedoeling
Het oogmerk van dit initiatief is bewustwording van de treinreiziger dat zoiets alledaags als een trein, ook voor geheel andere doeleinden heeft gefunctioneerd, waarbij de reiziger tegen zijn wil naar een niet zelf gekozen bestemming werd vervoerd, in onzekerheid over wat hem en zijn reisgenoten daar te wachten zou staan.
Duidelijk maken aan diegenen die vandaag de trein nemen, dat er toen een groep Nederlanders de trein nam, onvrijwillig, naar een onheilspellende bestemming, vervuld van angst en onzekerheid.
Waarom deze plek?
Het Muiderpoortstation speelde een belangrijke rol in het vervoer per trein. Het Muiderpoortstation ligt in een buurt waar veel Joden woonden; een buurt die door de Duitsers als Judenviertel – Joodse Wijk werd aangewezen. Joden moesten ook per trein vanuit andere steden en dorpen naar Amsterdam, waar zij bijeen werden gebracht in de door de Duitse bezetter gecreëerde Joodse wijk of direct naar Westerbork. Overigens werden ook de treinsporen op de Borneokade in de Amsterdamse Rietlanden ingezet om van daaruit opgepakte Joden af te voeren. Uit andere plaatsen, Rotterdam bijvoorbeeld, reden eveneens treinen naar Westerbork. Ook dichtbij het Muiderpoortstation ligt de Hollandsche Schouwburg en het Polderweggebied waar de Joden na razzia’s werden verzameld. Vanaf de Polderweg liepen zij naar dit station. Een afbeelding van hun aankomst hier, is achter mij zichtbaar.
Die afbeelding wordt afgewisseld met een foto van de zelfde plek, vandaag.
Daarin schuilt ook de boodschap van de posters die zo dadelijk worden gepresenteerd door de president directeur van de Nederlandse Spoorwegen en de voorzitter van het Centraal Joods Overleg.
In het heden duidelijk maken wat zich destijds heeft afgespeeld.
Per trein werden meer dan 100.000 Joden, temidden van de verdere samenleving, weggevoerd uit het dagelijks leven, en op transport gesteld naar vernietigingskampen. Het ging toen om een sterk in de samenleving geïntegreerde groep.
Vandaag is de Joodse gemeenschap een sterk in de samenleving geïntegreerde groep, die er keihard aan heeft gewerkt om die positie opnieuw in te nemen. Daarin speelt het CJO een rol op het terrein van tegengaan van haat, het versterken van respect tussen mensen en bevolkingsgroepen.
De trein werd in de Tweede Wereldoorlog ingezet voor het transport van Joden en anderen naar doorgangs- en concentratiekampen. Voor dat laatste staat Auschwitz, als begrip, niet als directe bestemming van de vanaf Nederlandse stations vertrokken treinen, centraal. Op de poster luidt het: Vroeger vertrok hier de trein naar Auschwitz.
Uiteraard geldt niet voor alle stations waar de poster vanaf vandaag hangt, dat daar vandaan de treinen vertrokken. Ook is het zo dat de Joden veelal eerst naar kamp Westerbork werden gebracht, en daarvandaan naar diverse andere kampen, waaronder Auschwitz, Birkenau, Treblinka, Sobibor en Bergen Belsen, opnieuw ook: per trein.
Een poster als deze leent zich niet voor detaillering. En toch willen wij een boodschap overbrengen, over een alledaags gebeuren - reizen per trein, dat plotseling zo onalledaags blijkt te zijn.
Het CJO heeft gezocht naar een weg om het opnieuw opkomend antisemitisme aan de kaak te stellen, en om een bewustwording te bewerkstelligen van de onverschilligheid die destijds leidde tot de mogelijkheid dat nazisme eindigde in het transporteren van de Nederlandse Joden. En om daarnaast te benadrukken dat een dergelijke onverschilligheid niet alleen een gevaar is voor Joden maar voor allen.
Wanneer Elie Wiesel bij de opening van het museum in Yad Vashem, eerder dit jaar het woord voert, en spreekt over de onverschilligheid, merkt hij op:
It was man's inhumanity to man. NO! It was man's inhumanity to Jews! Jews were not killed because they were human beings. In the eyes of the killers they were not human beings! They were Jews!
It is because they were Jews that it was so easy for the killers to kill!
Het CJO wil dat op stations ook jongeren worden bereikt. Juist, nu blijkt dat educatie over de Sjoa op meerdere scholen moeilijk is geworden.
Minister Donner van Justitie constateerde twee jaar geleden: Ook ontkenning van de Holocaust komt geregeld voor. (begrotingsbehandeling Justitie, Tweede Kamer, 29 oktober 2003).
Enkele reacties op deze posters zijn op internet te vinden.
“De NS zwicht zonder reden voor de joden die hier niet thuis horen.”
“Zij horen op de oceaanbodem met een blok beton.”
“Gratis openbaar vervoer, nog durven klagen. Wanneer ze hadden moeten lopen was het ook niet goed.”
“We weten wie er nu gedeporteerd moeten worden – de moslims.”
Wie ziet wat aandacht voor de herinnering aan de Holocaust oproept, moet vaststellen dat in de hoofden en harten van zeer velen er geen ruimte hier voor is, er sprake is van afwijzing, een afwerend gebaar.
En toch moet die herinnering levend worden gehouden. De zojuist geschetste houding van velen vraagt om het op zeer kernachtige en nadrukkelijke wijze communiceren van de boodschap.
De Holocaust wordt gebagatelliseerd, getrivialiseerd, afgewezen. Wie deze posters ziet, mag de vraag stellen: hoe is het mogelijk dat anno 2003, 2004 of 2005 vast moet worden gesteld dat de ontkenning van de Holocaust 'g-e-r-e-g-e-l-d' voor komt.
Vaak wordt in toespraken als deze een gedicht voorgedragen. Ik verwijs daar voor naar onze website www.cjo.nl, waar u onder meer gedichten aantreft van Victor van Vriesland en Ida Vos.
De volgende strofen vormen geen gedicht, maar een opsomming van recente berichtgeving:
Antisemitisme grootste vorm radicalisering Amsterdams middelbaar onderwijs.
Antisemitisme in 2004 opnieuw grootste vorm internetdiscriminatie.
Ex-onderwijzeres: islamitische school schrapt de Holocaust.
Amsterdamse basisschoolkinderen keuren Holocaust goed.
Onderwijsonderzoek bevestigt uitermate verontrustende groei antisemitisme.
Antisemitisme wezenlijk onderdeel middelbare-schoolcultuur.
We hebben gekozen voor een poster, met een tekst, een zeer sprekende tekst, maar zonder beeld er bij. Want naast het antisemitisme dat er nog steeds is, leeft nog steeds het leed.
Sinds 1945 zijn er joden die niet met de trein reizen.
Toen mijn grootvader, Benedictus van Baren, overlevende van transport naar een Duits concentratiekamp, in 1959 voor zijn werk geacht werd een beurs in Duitsland bij te wonen, weigerde hij. Niet naar Duitsland. Niet per trein.
Een hoge Nederlandse regeringsfunctionaris overreedde hem om toch, met de trein, naar Duitsland te reizen. Hij zwichtte en begaf zich, 59 jaar oud, naar station Noord in Rotterdam.
Nog voor hij in de trein kon stappen bezweek hij aan een hartaanval.
Laat mij besluiten met de epiloog van de toespraak die Elie Wiesel hield bij de opening van het museum van Yad Vashem in Jeruzalem:
'We trachten niet om mensen tot tranen te brengen, wanneer wij het verhaal vertellen. Het is te gemakkelijk. We waren niet uit op medelijden.
Wanneer we besloten om het verhaal te vertellen, dan is dat om er mee te bereiken dat de wereld een betere wereld wordt. Een betere wereld, te leren en te herinneren.
Er is een angstaanjagend karakter, voorkomend in alle verhalen van Kafka. Het is altijd de boodschapper die zijn boodschap tracht over te brengen en daar niet in slaagt. Naar die boodschapper gaat ons medelijden uit, maar er is iets tragischer dat onze aandacht vraagt.
Namelijk, wanneer het zo is dat de boodschapper zijn boodschap hééft afgeleverd, en er niets is veranderd.
Hoe bestaat het dat er nu, zestig jaar later gesproken wordt over antisemitisme en intolerantie?
Heeft de boodschapper niet al lang zijn boodschap afgeleverd?
Waarom zou er dan nog antisemitisme zijn?
Maar het is er. Weldegelijk! Haat? Het is er! Fanatisme? Jazeker! Is er sprake van kalmering? Nee!
De boodschapper heeft zijn boodschap afgeleverd. Wat is onze rol?
Het is aan ons om boodschappers te worden.
De boodschappers van de boodschappers. |