|
Over de postercampagne |
In januari 2005 startte CJO met de Nederlandse Spoorwegen een campagne om stationsbezoekers bewust te maken van het gebruik van treinen voor deportaties van Joden en anderen in de Tweede Wereldoorlog. Dit gebeurde in het kader van 60 jaar Bevrijding. Op 66 NS-stations werden posters opgehangen. Klik hiernaast voor de website van CJO of kies een onderwerp in het uitklapmenu voor meer informatie. |
(bron: home.hccnet.nl/wimsels/EenSpoorman in1943.html)
Ik heb er behoefte aan om eens de geschiedenis op papier te zetten van een jongeman (ik dus), die zomaar op 13 mei 1943 zijn onverwachte entree maakte bij de Nederlandse Spoorwegen. En niet als conducteur of zo, maar als leerling machinist.
En dat vond plaats op het locomotieven depot (locdepot) Amsterdam Rietlanden.
Voor dat ik zal proberen wat gebeurtenissen op een rij te krijgen moet ik eerst wel uitleggen waarom ik bij de NS terechtkwam, want het was toch een baan, die je alleen met toestemming van de Duitsers, om de sfeer wat te handhaven, met toestemming van de Moffen kreeg. En voor die uitleg heb ik wel wat ruimte nodig, want er gaat wel zo het een en ander vooraf.
Ik woonde sinds 1928 in de Amsterdamse Gerard Brandtstraat, waar mijn vader koster werd van de Parkkerk. De kerk lag tegen het Vondelpark aan, de Gerard Brandtstraat was maar aan een kant bewoond; de overzijde bestond uit een houten schutting die één van de grootste villa’s van Amsterdam omrandde. Wie heden ten dage nog eens vanuit het Vondelpark de Gerard Brandtstraat inloopt ziet links de Parkkerk, nu in handen van Stadsbeheer Amsterdam en rechts de Villa.
De Parkkerk in de Gerard Brandtstraat
In het kader van mijn verhaal zal ik mij niet verdiepen in de gebeurtenissen van de eerste oorlogsjaren. Bij het uitbreken van WO II werkte ik als jongste bediende bij Bührmans Papiergroothandel op de Keizersgracht en op hoorde op de 11e mei de eerste bommen over mijn hoofd hoorde gieren, die aan de overkant op de hoek bij de Herengracht een naaiatelier vernietigden. De eerste ongeveer 50 doden. Vergissing of moedwil, wie zal het zeggen.
Zo begin 1942 ontwikkelden de Moffen een systeem om jonge mannen te werk te stellen in Duitsland ter vervanging van de velen die daar voor de Krieg werden opgeroepen. Dat ging redelijk soft, want er was nog overleg mogelijk in welke richting je geplaatst werd en voor die tijd was het aardig ver van de frontlijn af. Je kwam in het bezit van een officieel paspoort en je reisde nog met treinen uit de dienstregeling. Aangezien ik principieel geen behoefte had in uitstapjes naar Duitsland en inmiddels al enige tijd een jonge liefde beleefde, nam ik nog voor het uitvoeren van deze regeling ontslag bij de papiergroothandel. Ik kon als reden opgeven dat ik muziek studeerde. Ik was zeer geïnteresseerd in Kerkmuziek, studeerde al enige tijd orgel en vond daarnaast een veilig onderkomen in de muziekschool van het Amsterdams Conservatorium.
Langzamerhand werd de oorlog harder merkbaar, regelmatig blafte het afweergeschut en zag je brandend bladderend, helaas Engelse, vliegtuigen naar beneden komen.
Na de Februaristaking die als een terecht protest tegen de eerste deportaties van onze Joodse stadsgenoten landelijk werd gevoerd; die ook terechtstellingen tot gevolg hadden, werd de druk tot de tewerkstellingen opgevoerd. Zonder onderscheid oproepen van jonge mannen daarnaast het via razzia's verzamelen van arbeidskrachten ging in toenemende mate plaats vinden. Nu was mijn situatie zo, dat de Parkkerk en ook niet
de Koepelkerk aan het Leidse plein te vergeten, plaatsen werden waar verzet georganiseerd werd. De Parkkerk was wel geen uitvalbasis van knokploegen, maar ik weet nog dat de grote preekstoel tot aan de
rand gevuld was met radio's, die ingeleverd hadden moeten worden. Onder de kerkvloer was de complete inventaris van een Synagoge verborgen, en tussen de dakspanten waren fietsen opgehangen. In de kosterij -onze woning- verbleef een Joodse mevrouw die aan kanker leed (en helaas drie maanden voor de bevrijding stierf). Deze feiten, voor zover ik ze kende, maar de kerk had 11 vergadermogelijkheden die vaak druk gebruikt werden. Wat daar besproken werd viel buiten mijn waarnemingen.
Maar u begrijpt dat ik met mijn positie in de maag zat; als ik mij niet meldde dan liep je de kans op een huiszoeking met alle gevolgen van dien voor de kerk met zijn activiteiten. En naar Duitsland, dat was ondenkbaar. Ik was in die tijd al twee maal ondergedoken, één maal in Oudemirdum (Gaasterland), één maal in Hoornaar (Alblasserwaard). De oplossing kwam uit de verzetshoek: ik moest mij vrijwillig melden voor arbeid in Duitsland en met het meldingsbewijs naar een NS bureau gaan. Ik moest bijna over mijn nek toen ik prijzenswaardig werd toegesproken door een corrupte Nederlander die overigens niet wist dat de Ned. Spoorwegen het feitelijke doel waren. Aldus naar een bureau van de NS waar ik aangemonsterd werd als leerling machinist op het depot Rietlanden. Ik wist toen nog niet wat er boven mijn hoofd hing (letterlijk en figuurlijk).
de Rietlanden
13 mei 1943. Daar ging ik dan, als jonge man, goed Gereformeerd opgevoed. Niet veel van huis geweest. Eerst de Rietlanden opzoeken, ik was er nog nooit geweest. Ik had 'late dienst', dat betekende dat je om 14.00 aanwezig moest zijn. Maar alvorens aan mijn werk te beginnen -wat dat ook mocht zijn- was aanmelden bij de Onderdepotchef noodzakelijk. Dichter bij de locloods (locomotievenloods) komend werd het fietspad donkerder van verloren kolengruis en afstappend bij de ingang van de loods was het net of je van de ene wereld in de andere was gestapt. Een specifieke geur van wat later warme olie en locomotieven rook bleek te zijn sloeg me tegen mijn neus, die aldus de eerste kennismaking overbleef van de belangrijkste grondstoffen voor de voortbeweging van locomotieven.
De arbeid die deze middag en avond verricht moest worden bestond uit het heuvelen van in de Rietlanden opgestelde wagens, die eerst door de vroege dienst van de Javakade en de Handelskade waren gehaald. Aldus werden nieuwe treinen samen gesteld die per convooi (zo heette dat) naar de Watergraafsmeer worden gebracht. Nou moet ik, voor ik verder ga met het verhaal, eerst even bekennen dat ik het in mijn broek deed als er luchtalarm kwam en/of afweergeschut hoorde. Daar was ik van nature bang voor. Dus kwam er binnen een uur luchtalarm en werd er hevig geschoten. Die middag was er dan ook een bombardement op de Fokker fabrieken in Amsterdam Noord georganiseerd en je voelde de grond onder de loc dreunen. Ik heb die eerste keer, heel planmatig, dicht bij het loc deurtje gestaan en indringend berekend hoe ik springen zou als we onverhoopt in contact zouden komen met een bedreven jachtvliegtuig dat graag een lokje pikken wilde. Gelukkig gebeurde dat niet, al was het voor het goede doel.
Tugelaweg Amsterdam, foto 1968
De eerste keer dat ik direct met mijn neus op de gebeurtenissen rond onze Joodse landgenoten werd gedrukt was het moment dat ik per fiets de sporen van de Rietlanden overstak en overal, het leek wel of het wat gesneeuwd had, boeken en veel foto's over de sporen uitgestrooid zag. Ik pakte er zo een paar op en maakte kennis met een paar onbekende gezinnen die op de foto in een gelukkige situatie leken te verkeren. Wat was er gebeurd; de deportatie van onze landgenoten was begonnen en nader bleek dat een toen bekende verhuisfirma Puls, de Moffen was gaan assisteren om Joodse eigendommen naar loodsen op de Javakade te transporteren. Dat was ook het moment dat we de activiteiten zagen die aan de Borneokade ontwikkeld werden. Dat moet in ieder geval zo najaar 1943 al aan de gang geweest zijn.
Elke week was er een dag waarop Joodse mensen rond een trein liepen en er in plaats namen. Wij, mijn collega's en ik begonnen te begrijpen dat hier inwoners van Amsterdam een reis gingen beginnen. Alles verliep zo te zien nogal soft, er waren geen zwaar bewapende soldaten bij en de meeste rijtuigen waaruit de trein bestond waren nog van goede kwaliteit.
Spoormensen kwalificeerden die als C-drieën, rijtuigen met compartimenten en voorzien van toiletten. We hebben met elkaar staan praten over de vraag waar die trein naar toe ging. Eigenlijk wist niemand dat precies maar als uitkomst van de gesprekken lag de bestemming van onze stadsgenoten ergens in de Oostgrens van Duitsland waar onderkomens waren gebouwd van waaruit men een nieuwe start kreeg. Degenen die konden werken zich moesten inzetten voor de landbouw die door de oorlog in de knel was gekomen. Over de feitelijke bestemming, de vernietigingskampen, zoals we einde oorlog ontdekten is nooit een vermoeden geweest. Dat nam niet weg dat de verontwaardiging onder het personeel groot was.
Wie wat spoorervaring had wist dat deze trein ons land niet zou verlaten, net zo als de locomotief die uit het park kwam van NS, soms ook wel een Duitse locomotief met Duits personeel; echter altijd met een NS-er erbij die moest piloteren (de seinen aanwijzen). Op de machine was dus altijd Nederlands personeel en er was ook een zwaar bewapende soldaat aanwezig. Het organiseren van de rit lag in Duitse handen. Op het Centraal Station was een Duitse stationschef met personeel aanwezig die zich bezig hielden met het inplannen van Duitse legertreinen. Er was een bureau met de naam Haubtbahnhof Vorhersteher of zoiets.
Ik heb nogal vaak verwijten in de pers gelezen of op de TV gehoord dat de NS en zijn personeel dan toch maar voor de Duitsers gewerkt hebben en in sommige uitspraken hen mede schuldig noemden aan de deportatie van Joodse landgenoten.
Dat is makkelijk als je -na de oorlog- aan de kant staat en de feitelijke situatie niet hebt mee beleefd.
De werkelijkheid is anders; in 1942/3 waren het verzet en de sancties daarop heftig. Een machinist die weigerde treinen voor de Moffen te rijden kon rekenen op kamp Vught of Amersfoort met alle gevolgen van dien. Er kon dan een volgend personeelslid aangewezen worden en die stond met hetzelfde probleem. In deze verhoudingen was verzet niet mogelijk.
Dat had en heeft in het voorveld van de deportatie (onvoldoende) plaats gevonden, zo had men veel vertragender kunnen werken bij de registratie van Joden en het uitdelen van de Joodse gele sterren. Het valt buiten het kader van mijn verhaal, maar naar mijn mening waren de kansen op dat eerder genoemde moment beter geweest. Er zijn veel moedige Nederlanders geweest die hun nek voor Joodse mensen hebben uitgestoken. En dat het NS-personeel het er niet bij heeft laten zitten blijkt wel uit de najaarsstaking in1944 toen op één dag het hele bedrijf met 30.000 werknemers plat ging. Dat heeft ook NS slachtoffers gekost, maar het was niet tevergeefs.
Ik wil nu al benadrukken dat ik wat zicht heb willen geven omtrent mijn reilen en zeilen gedurende de moeilijkste oorlogsjaren. Ik ben er zeker van dat vele collega’s zo hun eigen ervaringen zouden hebben kunnen vertellen. Helaas zullen velen op dit moment niet meer leven. Maar ik vind het belangrijk dat duidelijk blijft dat de NS-ers, waar mogelijk hun nek hebben uitgestoken. Tenslotte wil ik herinneren aan die collega’s die de bevrijding niet hebben mee mogen maken omdat ze tijdens de uitoefening van hun arbeid als NS-er het leven hebben verloren.
Tenslotte dan de Spoorwegstaking.
Het was 17 September 1944 en we wisten dat het rammelde aan het terugtrekkende Duitse front. Ik was goed op de hoogte van de lopende gebeurtenissen doordat ik een soort spijker radio uit wat oude onderdelen had kunnen maken en met schelledraad een antenne boven in onze kerktoren had vastgeknoopt. Met een kristalletje en wat onderdelen erbij kon ik met een koptelefoon op ieder gewenst moment de laatste nieuwtjes horen en doorgeven.
Het was al spannend; op dolle dinsdag, begin september was er ter hoogte van Crailo (naar ik meen) een trein met vluchtende NSB-ers door een geallieerde jager ontdekt en kapotgeschoten. Dat moet niet best geweest zijn. Toen de trein later in de Watergraafsmeer stond opgesteld, was het niet aangenaam daar in rond te kijken. Dit even terzijde.
We hadden late dienst en we reden met een 8700 van de Watergraafsmeer naar de Rietlanden. Onderweg werden we door een rangeerder geïnformeerd dat uit Londen het bevel was gekomen: "De kinderen van Versteeg moeten onder de wol".
Dat betekende: staking. We hebben toen onze locomotief koud gesteld en zijn naar huis gegaan. 30.000 Collega’s stapten gelijk op.
De volgende dag zat ik op een onderduik adres bij goede kennissen.
Na een week of 6 ben ik weer naar huis terug gekeerd. Er bleek in onze buurt niet georganiseerd naar spoormannen gezocht te worden. Een verrassing was het feit dat ik na enige tijd een voorschot op mijn salaris maandelijks kreeg uitgekeerd.
Wie meer feiten over deze staking wil weten kan via een zoek programma op het Internet nog heel wat gegevens over de staking vinden.
Met een paar vrienden hebben we ons op het verspreiden van ondergrondse krantjes geworpen en verder de nieuwsberichten die ik ontving verspreid. Op 4 mei 1945 hoorde ik het eerste BBC bericht over de capitulatie. |
|